Sytze Steenstra Blog

The Taste of Sculpture – mijn Zuid-Koreaanse catalogus-essay

leave a comment »

Het Sungkok Art Museum in Seoul heeft een catalogus gemaakt bij de grote, het hele museum beslaande overzichtstentoonstelling van ‘Veteran Korean Artists’ Nayoungim en Gregory Maass. Het inleidende opstel over hun werk, zowel in het Koreaans als het Engels afgedrukt, heb ik geschreven. Ik weet niet goed wat me meer plezier doet: nog eens (het is al de derde keer) over de kunst van Gregory en Nayoung schrijven, als hoofdauteur meewerken aan een tentoonstellingscatalogus, of mijn woorden in het Koreaans vertaald zien.

De omslag van de catalogus (die is verpakt in een affiche) en vier dubbele bladzijden

‘Reprospective’ is de titel van de catalogus. Het is tegelijk een retrospectief en een reproductie van vier eerdere tentoonstellingen van Nayoungim en Gregory Maass: No-ego ego trip (Auckland, 2014); Romance Deficiency Disorder (New Delhi, 2017); POSWID – The Purpose of a System is What it Does (Seoul, 2009) en Beauty of Being Numb (München, 2006). Het toekomstgerichte dat in het woord ‘prospectief’ ligt, is ook een welkome associatie, al is het maar om de vaste standaard van een museaal retrospectief een beetje te ondergraven, lijkt mij.

Nayoungim en Gregory Maass zijn beeldhouwers, maar ze hakken en vormen en gieten niet zozeer in steen, klei of brons als in categorieën, clichés en vaste verwachtingspatronen. Denk, ter vergelijking, aan het beeldende werk van Wim T. Schippers (met recht wereldberoemd in Nederland), of aan andere fluxus-kunstenaars als Joseph Beuys, Yoko Ono, en Robert Filliou.

‘Kunst van Nu’, 1966, Fluxus-uitgave door Willem de Ridder en Wim T. Schippers

Maar hoe schrijf je over zulke kunst? Op een kladpapiertje dat ik heb bewaard, heb ik tijdens het schrijven een schets gemaakt van een driedimensionale grafiek waarin ik op de X-, Y-, en Z-assen Marcel Duchamp (zijn ready-made-theorie), Robert Filliou (in Frankrijk de bekendste fluxus-kunstenaar, die ooit een kunstgalerie in zijn pet vestigde) en ‘consumer capitalism’ schreef. Maar dat idee heb ik laten schieten. Het werkte niet goed, want het gaf niet meteen ruimte aan het werk van Nayoung en Gregory zelf, en mijn tekst werd daardoor ook te ingewikkeld.

In plaats daarvan ben ik begonnen met het maken van een uitgebreide tabel waarin ik de materialen opnam waarmee Nayoungim en Gregory Maass werken, van etenswaren, speelgoed en meubilair tot geometrische vormen en concepten, managementtheorie, taalspelletjes, beroemde kunstenaars en landschapselementen en infrastructuur. Ik heb één werk in detail beschreven, een ‘sokkendroger’, die ik had uitgekozen omdat hij (heel netjes, kunsthistorisch) verwijst naar zowel Marcel Duchamp (zijn flessenrek) als Robert Filliou (die sokken in een voor zijn oeuvre cruciaal werk gebruikte). Daarna heb ik geschreven over de theorieën van Duchamp en Filliou, en over conceptuele en spirituele benadering van kunst die elk van hen ontwikkelde. Dat gaf me een basis waarop ik ook iets kon schrijven over de spirituele kant van het werk van Nayoung en Gregory. Duchamp en Filliou wilden allebei breken met de gangbare kunstpraktijk. Zij waren op jacht naar spirituele zuiverheid, naar een vorm van artistieke heiligheid, naar “genie zonder talent”, zoals de titel van een boek over Filliou luidt.

Filliou: een boek over zijn werk en een installatie in het ‘Centre Pompidou’ in Parijs

Nayoungim en Gregory Maass werken bewust en heel trefzeker in deze traditie, maar ze weten ook dat Duchamp en Filliou al lang helemaal in de kunstgeschiedenis en in de musea zijn opgenomen. Ze zijn sceptisch over de mogelijkheden van puurheid en zuivere vergeestelijking. Verwarring en heterogeniteit zijn in hun werk een levenselement waarin je maar beter kunt leren ademhalen. Of zwemmen.

Bij het schrijven van drie essays heb ik me ik de loop der jaren drie keer diep ondergedompeld In een oeuvre dat inmiddels nog steeds heel vreemd voelt en toch ook vertrouwd is. Op verzoek van Gregory schreef ik in 2006 een korte tekst voor op een ansichtkaart (A5-formaat). De ansichtkaart was voor een tentoonstelling in Duitsland, in de Giessener Neuer Kunstverein. Ik schreef:

Three terminologies combined, then sculpted, to demonstrate their connectivity:

  1. The cuteness of the avant-garde
  2. The emotional verisimilitude of Hollywood B-movies
  3. The incommensurability of contemporary intuitions and industrial engineering

Schattige speelgoedbeesten (= cuteness), Marcel Duchamp (avantgarde), B film-acteurs, alledaagse spulletjes en etenswaren (gerelateerd aan de intuïties van de dag) , supercomputers, satellieten en de wiskundige formules achter de avatars in games (‘industrial engineering’) duiken allemaal op in dit oeuvre. Ik wil, als ik schrijf over kunst, het liefst zowel recht doen aan het gebruikte materiaal en de technieken van de kunstenaar(s), als aan de kunsthistorische achtergrond, als aan de poëtica van het werk, de symbolische lading en de historische achtergrond daarvan. Zo maak ik het mezelf niet gemakkelijk, ik weet het maar al te goed. (Misschien duizelt het de lezer ook wel. Maar ja, mij duizelt het al als ik de krant bekijk.) Ik heb in die drie essays geciteerd uit een breed scala aan boeken en artikelen, kunsthistorici, kunstenaarsteksten, filosofen, sociologen en etnografen, dichters, een econoom, een psycholoog, plus uiteenlopende cartoons. Als ik schrijf “diep ondergedompeld”, meen ik dat.

Nu is dus een opstel van mij in het Koreaans vertaald. Dat is tegelijk een kinderlijk en een volwassen plezier. Kinderlijk is het plezier: dat is erg ver weg, dat is een taal die mij volkomen vreemd is, waarvan ik letterlijk geen letter kan lezen. Volwassen is bijna hetzelfde plezier: mijn ideeën, de verbanden die ik heb gelegd, zijn te lezen in een taal die mij volkomen vreemd is, een taal die geen letters gebruikt maar karakters. Een taal waarin allerlei denkbeelden en metaforen en historische referenties en soorten woordspelingen voorkomen die ik niet ken, maar waarmee nu toch een paar van mijn eigen denkbeelden en metaforen en referenties en woordspelingen zijn vermengd.

Een oude waarheid

leave a comment »

Nu Donald Trump alweer twee-en-een-half jaar president van de VS is, en Boris (zijn voornaam is Alexander) Johnson bereid is het Britse parlement een hele tijd naar huis te sturen zodat hij zijn handen vrij heeft om het Verenigd Koninkrijk meer op de Verenigde Staten te laten lijken (Brexit, weg regulering), lijkt de tijd rijp voor oude, bitse en bittere waarheden.

Dit is de slotparagraaf van “The Power Elite” uit 1956 van de Amerikaanse socioloog C. Wright Mills:

“The men of the higher circles are not representative men; their high position is not a result of moral virtue; their fabulous success is not firmly connected with meritorious ability. Those who sit in the seats of the high and the mighty are selected and formed by the means of power, the sources of wealth, the mechanics of celebrity, which prevail in their society. They are not men selected and formed by a civil service that is linked with the world of knowledge and sensibility. They are not men shaped by nationally responsible parties that debate openly and clearly the issues this nation now so unintelligently confronts. They are not men held in responsible check by a plurality of voluntary associations which connect debating publics with the pinnacles of decision. Commanders of power unequaled in human history, they have succeeded within the American system of organized irresponsibility.” 

Wat doe je er tegen? Oude maatregelen helpen nog steeds. Belasting heffen. Graag absurd hoge tarieven voor absurd hoge inkomens, en vergeet de absurde vermogens niet. De term ‘miljardair’ impliceert per definitie een schandaal, een vorm van barbarij. Spreiding van kennis, inkomen en macht: urgent.

Het is ook goed om te weten waar Trump en Johnson, bij alle onderlinge verschillen, hun deskundigheid in brallen en intimideren hebben opgedaan. Trump leerde zijn werkwijze – altijd aanvallen, nooit een fout toegeven – van Roy Cohn, adviseur van Joseph McCarthy, de naamgever van het mccarthyisme, ja die. (https://www.vanityfair.com/news/2017/06/donald-trump-roy-cohn-relationship) Johnson kreeg een essentieel deel van zijn vorming bij de extreem arrogante en seksistische Oxfordse Bullingdon Club. (https://www.theguardian.com/politics/2019/jul/07/oxford-bullingdon-club-boris-johnson-sexism-violence-bullying-culture) En daar komt nog bij dat pappa Trump ook al groot was in het vastgoed, zoals pappa Johnson al conservatief parlementslid was. Zoals pappa Trudeau ook premier van Canada was, pappa Bush ook president van de VS was. En Bill Clinton is getrouwd met Hillary Clinton. Het is wat met de Angelsaksische politieke cultuur.

(Zou het een reden kunnen zijn om in Nederland toch een ietsepietsie minder Engels te gebruiken? Kan dat nog, is het niet de facto onze tweede taal, verplicht als het menens wordt, echt geld kost? WTF?)

Wright Mills The Power Elite

 

Written by sytzesteenstra

28 augustus 2019 at 20:32

Een gouden onderscheiding in New York

with one comment

plaatje medialle in New York

Nee, de lof is niet voor mij, maar voor de makers van een radioprogramma waar ik als geïnterviewde aan heb meegewerkt. Jennie Cataldo en Ben Manilla van BMP audio maken korte, informatieve, zorgvuldig gemonteerde radiodocumentaires over invloedrijke albums uit de USA. Voor drie afleveringen kregen zij een “Gold Radio Winner” award. Eerlijk gezegd weet ik niet precies wat dat betekent. Maar ik weet wel dat het drie interessante programmaatjes zijn, over Don McLean’s American Pie, over Richard Pryor’s Wanted Live In Concert, en over Talking Heads’ Remain In Light. Toen ik ook naar ‘Don McLean’ en ‘Richard Pryor’ had geluisterd – die over Remain In Light kende ik natuurlijk – besefte ik opeens hoe vreemd het is dat ik daar meepraat, als niet-Amerikaan, wiens moedertaal geen Engels is.

Om te beluisteren: https://www.newyorkfestivals.com/worldsbestradio/2019/pieces.php?iid=546468&pid=1

 

 

 

 

Written by sytzesteenstra

6 augustus 2019 at 17:48

Gezocht: de vijf eerste nummers van ‘Liber’ (1989-1990)

leave a comment »

Wie heeft voor mij de eerste vijf nummers van ‘Liber: Revue Internationale des Livres’ uit 1989 en 1990? Bij voorkeur in het Frans, Duits, of Engels?

‘Liber’ was een initiatief van Pierre Bourdieu, de grote socioloog. Het was opgezet als een Europese, internationale variant op de New York Review of Books. De eerste reeks van vijf nummers, een per kwartaal, verscheen in vijf talen: Frans, Italiaans, Engels, Duits en Spaans, als bijlage van 24 bladzijden bij Le Monde, L’Indice, The Times Literary Supplement, de Frankfurter Allgemeine Zeitung en El Pais.

Ik zou ‘Liber’ graag lezen voor een project waaraan ik werk, over Bourdieu en de toepassingen van reflexiviteit. Natuurlijk betaal ik de portokosten en een redelijke vergoeding. Neem even contact met me op via: sytzesteenstra@mixed-media.info.

Ik houd me overigens ook aanbevolen voor de eerste jaargang (vanaf 1975) van Bourdieu’s sociologisch vaktijdschrift ‘Actes de la recherche en sciences sociales’. Dat is wel online te vinden, maar daar ontbreken de illustraties, die voor sommige artikelen van wezenlijk belang zijn, om copyright-redenen.

Written by sytzesteenstra

6 mei 2019 at 11:56

Ben Leenen: K I O S K

leave a comment »

Er is een nieuw boekje van mij uitgekomen, over het werk van Ben Leenen, ter gelegenheid van een tentoonstelling van zijn werk in het Gouvernement aan de Maas, het provinciehuis in Maastricht.

Ben Leenen KIOSK boek foto

Het boekje is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen Ben en mij. De omslag is een houtdruk van Ben, en hij is ook de drijvende kracht achter de Elephantine Press, waar het boek is verschenen. Inlichtingen: benleenen@gmail.com.

De tentoonstelling, warm aanbevolen, is nog te zien tot 29 maart 2019, op weekdagen tijdens kantooruren, tussen acht en vijf. Wie gaat kijken doet er goed aan meteen even naar het Bonnefantenmuseum te lopen om daar de tentoonstelling ‘Een postume samenwerking. Ine Schröder en haar archief’ te zien (tot 26 mei, een deel van de tentoonstelling blijft staan tot 1 september 2019).

Ik knip en plak hier een stuk uit mijn KIOSK-tekst:

“Openheid is het heersende principe in het werk van Ben Leenen. Het is een streng uitgangspunt, hoe zachtmoedig het werk tegelijkertijd ook is. De beeldende motieven in zijn werk kunnen op ieder moment inschikken en plaats maken voor een citaat, een vervorming, een toeval, en wanneer zoiets zich aandient, is het verplichtend. De sfeer van het werk is door Helga Scholl, kunsthistorica, tegenwoordig ook directeur van “Raum für Kunst” in Aken, omschreven als “vluchtig en fragiel, peinzend, dromerig, anarchistisch en eclectisch”. Zij heeft gelijk; aan de ene kant is het werk vriendelijk, zacht en aaibaar. Toch heeft Leenen deze expositie in het Gouvernement maandenlang “Unpleasant to the touch” willen noemen. Waarom? Simpelweg omdat een Amerikaanse dichter, van wie Ben Leenen werk had gepubliceerd bij The Elephantine Press, dat ooit als eerste opmerkte toen Ben hem een bundel in de hand gaf en hij de ruwe oppervlakte van de inkt op de omslag voelde. Als citaat zonder context, willekeurig, of onwillekeurig herinnerd, als dwaalgast, als garantie dat de stroom niet door vaste procedures wordt beheerst en gedomineerd.

Openheid is ook niet plezierig om aan te raken. Wie die keerzijde niet kent, heeft het werk van Leenen maar half gezien. Openheid is vaak pijnlijk, het is geen mild uitgangspunt. De traditie van het experiment is streng en veeleisend, het is een experiment op zich om je met die traditie in te laten. Die openheid is Ben Leenens tweede natuur, een vast onderdeel van zijn kunstenaarschap, net als de ambachtelijke ervaring waarmee hij het afbreekmes in het triplex hanteert, met een gemak alsof het een potlood is dat over het papier glijdt, als hij zijn drukplaten snijdt. Het hanteren van dit principe van openheid vormt in mijn ogen ook de verbinding met het werk van Ine Schröder, de levenspartner van Ben Leenen. Zij hanteerde een strenge vorm van anti-monumentaliteit bij het maken van haar sculpturen. De strengheid, die een bewuste kunstpolitiek van de negatie inhield, géén pronkstuk maken, géén vaste vorm aannemen, verbond hun gescheiden ateliers. En nu is er ook het voetpad langs de rivier dat de twee gelijktijdige tentoonstellingen verbindt. Het archief van Ine Schöder, tweehonderd meter stroomafwaarts, in het Bonnefantenmuseum aan de Maas, de kiosk van Ben Leenen in het Gouvernement aan de Maas, tweehonderd meter stroomopwaarts.”

Ter gelegenheid van de tentoonstelling van Ine Schröder bracht het Bonnefantenmuseum een groot, chronologisch geordend archiefboek uit, onder de titel “Uncorrected Proof – Ine Schröder”. Op de laatste bladzijden van het boek zijn een paar korte teksten van mij opgenomen.

De twee tentoonstellingen, en de twee boeken, zijn enorm verschillend. Er zijn ook veel vormen van openheid. Het loont de moeite , het is ontroerend, te zien hoe twee deskundige kunstenaars die openheid beoefenen en beoefend hebben.

foto sculptuur of staketseltje Ine Schröder

Een van de werken van Ine Schröder in het Bonnefantenmuseum

 

Studio 360 interview over ‘Remain in Light’

leave a comment »

‘Remain in Light’ is het onderwerp van een korte radiodocumentaire van Jennie Cataldo op Studio 360, een Amerikaans public radio programma over culturele onderwerpen. Zij interviewde daarvoor Tina Weymouth en Chris Frantz, de bassiste en drummer van Talking Heads, en mijzelf, als auteur van Song and Circumstance. ‘Remain in Light’ is het album uit 1980 dat Talking Heads transformeerde van een new wave-beatgroep van vier voormalige kunstacademie-studenten in een innovatief zwart/wit funkorkest. Vanaf dat moment lag voor Talking Heads, en vooral voor David Byrne, de wereld wijd open.

Het is een erg goed gemonteerde mini-docu, die ook is bestemd voor de Library of Congress. ‘Remain in Light’ is opgenomen in de speciale selectie van Amerikaanse geluids- en muziekopnames, de National Recording Registry.

Studio 360 remain in light

(te beluisteren via de link in de tekst, niet via de afbeelding)

Hoezo experimentele romantiek? Waarom Walter Benjamin?

leave a comment »

Ik heb nu al drie keer geschreven over Benjamin-imitaties. Maar daarmee sta ik nog maar aan het begin van de serie die ik in mijn hoofd heb, en dat maakt dat het nu hoog tijd is om zonder omhaal te schrijven over de waarde die ik hecht aan het werk van Walter Benjamin, en waarom ik dat verbind aan die term ‘experimentele romantiek’.

Allicht waren die drie eerdere stukjes een vorm van uitstel: het is moeilijk het werk van Benjamin te typeren en er recht aan te doen. Hij was een metafysicus, een filosoof die zijn werkterrein verlegde naar de vergankelijke, tijdelijke ervaring, naar het gebied van het banale, het alledaagse, niet het terrein van de eeuwige waarheid, van de tijdloos geldige natuurwet, of van de onbetwistbare vooruitgang. Het vergankelijke, en de manier waarop mensen taal en beelden gebruiken om dat vorm te geen en uit te drukken, dat was Benjamins domein.

Benjamin leefde van 1892 tot 1940, en dat is al lang geleden. De meeste aandacht gaat altijd uit naar zijn werk na, pakweg, 1925, toe hij schreef over surrealisme, bevriend raakte met Bertolt Brecht, Marcel Proust vertaalde, experimenteerde met een scheut marxisme in zijn metafysica, die vooral een voortzetting van het Kantianisme was en bleef. Benjamin werkte als literair journalist en essayist, en had een wijd vertakt netwerk in de Duitse en Franse letterkunde en in de literatuurwetenschap van zijn tijd. Je kunt hem dus plaatsen in de avant-garde, en zijn werk beschouwen als een van de vele experimenten met de verhouding van kunst en leven, en dat klopt allemaal.

Maar de kern van Benjamins werk ligt toch ergens anders: zijn domein is niet de verhouding van kunst en leven, en het eventueel opheffen van de grens daartussen, iets wat bijvoorbeeld John Cage en Robert Rauschenberg, ieder op zijn eigen manier, zich ten doel stelden. Benjamins aandacht werd opgeëist door de onvermijdelijke plaats van kunst in het leven, in taal, in beelden, in denkbeelden.

Op het ogenblik – sinds ik werk aan dit boek over experimentele romantiek – heb ik meer oog voor de andere kant van Benjamin, zijn filosofie en zijn werk van voor 1925. Zijn aandacht voor de ethiek van Kant, zijn behoefte om de strenge, formele ethiek van de categorische imperatief (“handel zo dat de stelregel van je handelen als algemene wet gesteld kan worden”) uit te werken en te transformeren door te onderzoeken welke vooronderstellingen zo’n formele ethiek in het taalgebruik kent. (Als ik probeer dat in te vullen, wordt het iets als: “gebruik taal zo, dat je taalgebruik recht doet aan de vergankelijkheid van de menselijke ervaring, en hanteer daarbij beelden en symbolen zo dat de vrijheid van anderen geen geweld wordt aangedaan”.) Dat komt al in de buurt van een artistiek en van een romantisch programma. Wat het werk van Benjamin bijzonder maakt, is dat hij zijn kantiaans-metafysische overtuiging combineerde met een grote betrokkenheid bij de Jugendbewegung van voor de Eerste Wereldoorlog, en dat hij ook was beïnvloed door Stefan George, de Duitse symbolistische dichter-filosoof die zichzelf stileerde tot dandyeske opvolger-en-overtreffende-trap van Goethe, Hölderlin, Baudelaire en Nietzsche. Benjamin kende de literatuur van het Duitse fin-de-siècle door en door, aan den lijve. Die literatuur was versmolten met de Lebensphilosophie, waarin vitaliteit gebruikt kon worden als troefkaart om alle ethische bezwaren mee van tafel te vegen, en ontwikkelde zich tot een kunstreligie waarin de verering van de Griekse oorspronkelijkheid, van de Duitse taak op het wereldtoneel, en van het idee dat er een offer gebracht moet worden, omdat alleen de offerdood (meer of minder duidelijk gemodelleerd naar de kruisdood van Jezus) garant kan staan voor de ultieme artistieke waarheid – waarin die drie ideeën vermengd zijn. Dit is een zware en bedenkelijke cocktail van poëtische en levensbeschouwelijke ideeën die ver afstaat van de kantiaanse ethiek, maar zijn kennis daarvan stelde Benjamin wel in staat de mythologische stromingen van het tijdperk waarin hij leefde tot in de verste uithoeken te verkennen, te becommentariëren en te kritiseren. Zijn literaire programma en zijn filosofische programma vallen daardoor samen.

Een van de kenmerken die het zo moeilijk maken om Benjamin ergens op vast te pinnen, om zijn werk eens en voor goed te definiëren, is dat hij voortdurend al schrijvend kritisch varieert op het werk van al die dichters over wie hij essays (niet zelden van boeklengte) schreef, die hij vertaalde, schrijvers wiens werk hij op zijn duimpje kende en gemakkelijk kon parafraseren. Benjamins taalgebruik is bijna voortdurend een medium van reflexiviteit, zijn woordkeuze, zijn beeldspraken, zijn allegorieën bevatten heel vaak commentaren op andere literaire en filosofische stellingnames. De lezer kan veel aanvoelen, maar moet ook veel gelezen hebben. Maar overal is de boodschap: taal is niet gewoon, is er niet zomaar, is niet alleen maar pragmatisch en utilitair. Taal is altijd, onlosmakelijk, verbonden met beelden, met historische categorieën, met symbolen, mythen, religieuze overtuigingen. Wie een in een vreemd taalgebied leeft, een andere taal spreekt en leest, voelt daarvan de vreemdheid, en leert zo ook iets zien van de vreemdheid van de eigen taal, en kan beseffen dat er geen neutrale standaardtaal is, dat die er niet kan zijn.

Benjamins werk is geschreven na de tijd die gewoonlijk als de romantische periode wordt aangeduid. Het laat zien hoe in de eerste decennia van de twintigste eeuw de literatuur, als verdichting van de taal in het algemeen, voortdurend werkt met mythische beelden die Benjamin niet als onwetenschappelijk terzijde schuift, maar die hij reflecteert, herschrijft, herschikt, transformeert, kritiseert, om er een taal van te maken die nog rijker is, nog beeldender, maar vooral ook ethischer. Die zowel recht doet aan de vergankelijkheid als aan de behoefte aan universele geldigheid die in Kant besloten ligt. Noem dat, voor mijn part, experimentele romantiek.

notitieboekje "Benjamin

Notizen 'Benjamin'

Nog een ‘Benjamin-boek’ zonder Benjamin. Een geintje van Suhrkamp, de Duitse uitgever van Benjamins werk. Een blanco notitieboekje dat lijkt op Suhrkamps prestigieuze pocketreeks vol grote namen uit de geesteswetenschappen, met een citaat van Benjamin op de rug

Written by sytzesteenstra

13 augustus 2018 at 23:01

Walter Benjamin leeft en werkt nu in Eindhoven (Experimentele romantiek 3)

leave a comment »

Kenneth Goldsmith maakte een remake van het Passagen-Werk van Walter Benjamin (1892-1940); hij verplantte Benjamins boek over Parijs in de negentiende eeuw naar New York in de twintigste eeuw. En er kwam een bijbehorende tentoonstelling in New York.

Het Van Abbemuseum in Eindhoven maakte de collectietentoonstelling ‘The Making of Modern Art’, nog te zien tot 3 januari 2021, eveneens op basis van een Benjamin-remake.  Het Van Abbemuseum baseert zich op Benjamins filosofische opstel ‘Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid’ uit 1936. De auteur van de remake is dit keer Goran Djordjević, zijn boek heet “Walter Benjamin: Recent Writings 1986-2013”, verschenen bij uitgeverij ‘New Documents’ in 2014. De tentoonstelling bevat nogal wat tekstborden, waarop steeds weer naar de teksten van deze namaak-Benjamin wordt verwezen.

niet-nu Benjamin in Van Abbe

In zijn opstel uit 1936 betoogde de echte Benjamin dat reproductietechnieken als fotografie en film de traditie van de beeldende kunsten ingrijpend veranderen. Als alles gekopieerd kan worden, en als dat op grote schaal gebeurt, zou de betekenis van authentieke kunstwerken kunnen verschrompelen, en zou het massale gebruik van gereproduceerde beelden een evidente maatschappelijke en politieke betekenis kunnen krijgen. Kunnen. Ik onderstreep het woord; Benjamin ontwikkelde een hypothese.

een Mondriaan naast een kopie van dezelfde Mondriaan

 

Djordjević versimpelt het werk van Benjamin heel drastisch. Als er geen echt relevant verschil is tussen origineel en kopie, is het een wel erg curieuze gewoonte om sommige objecten in deftige museumtempels te bewaren. Wat is de geschiedenis van die curieuze gewoonte? Waarom worden sommige objecten ‘kunstwerken’ genoemd en gekoesterd? Wie doet daar aan mee, hoe werkt dat?

pseudo Benjamin

Benjamin (de echte, het verschil met zijn ‘kopie’ Djordjević is erg groot) schreef in zijn kunstwerk-opstel over “het verval van de aura”, en hij was minstens zo geïnteresseerd in die aura als in dat verval. Benjamin schreef een hele reeks teksten over kleur, over regenbogen, over fantasie, over de mimetische ervaring, en zijn hele werk is misschien wel in de eerste plaats een inleiding in de historische ontwikkeling van de auratische ervaring, en in de filosofische grondslagen van een ervaringsbegrip dat de kleur van herinneringen en dromen, de fantasie, de inherent persoonlijke ervaring nadrukkelijk een eigen plaats geeft in de “grote” wereldgeschiedenis. Benjamin groef zich een eigen weg door de rijstebrijberg van de geschiedenis van de metafysica en van de poëzie, en van dat traject blijft bij Djordjević maar weinig over. Misschien is het wel een teken aan de wand dat de collectietentoonstelling werd ingericht door medewerkers van de Efteling – dat vertelde een vriend me tenminste -, omdat de Efteling natuurlijk veel ervaring heeft in het bouwen van suggestieve namaak. Dat levert natuurlijk een leuk filmpje op:

Het bovenstaande klinkt misschien erg negatief, omdat de zombie-versie van Benjamin die Djordjević presenteert me niet echt bevalt. Aan de andere kant is het een interessante tentoonstelling, zeker de moeite waard om te bezoeken; het van Abbemuseum is volgens mij so wie so het Nederlandse kunstmuseum dat in zijn tentoonstellingen de beste vragen stelt.

En voor wie meer wil weten over Djordjević is hier een informatieve recensie vol achtergrondinformatie te lezen, door Rachel Wetzler, LA Review of Books, April 21st, 2014: https://lareviewofbooks.org/article/walter-benjamin-writings-death.

Written by sytzesteenstra

10 augustus 2018 at 12:56

Experimentele romantiek: nog eens over Kenneth Goldsmith en Walter Benjamin

leave a comment »

Nog even over dat filmpje van vorige keer. Kenneth Goldsmith in dat rode pak, met groene sokken aan, die in het verlengde van de diskjockey en de videojockey (hij is de man achter UbuWeb, de formidabele website met avantgarde materiaal) zichzelf als tekstjockey presenteert. En dat dan weer aangekondigd door een CNN presentator, “You can’t beat a good book … but this week calls you to a sterner duty…”

‘Tekstjockey’ is een woord dat ik heb verzonnen. Goldsmith noemt zichzelf ‘conceptual poet’. Dat ligt in het verlengde van de stroom zeefdrukken uit de fabriek van Andy Warhol, de Elvissen en Marilyns en Mao’s en soepblikken en elektrische stoelen en auto-ongelukken en beroemdheden, en natuurlijk in het verlengde van de conceptuele kunst. Goldsmith schreef er zelf over, in een boekje dat hoort bij Documenta 13, “Letter to Bettina Funcke”: “In 1969, the Conceptual artist Douglas Hueber wrote, “The world is full of objects, more or less interesting; I do not wish to add any more.” I’ve come to embrace Huebler’s ideas, though it might be retooled as, “The world is full of texts, more or less interesting; I do not wish to add any more.” Iets minder welwillend: de aandacht verschuift van het maken van kunst naar het maken van publiciteit.

Aan de andere kant, Goldsmith maakt wel degelijk nieuwe teksten, nieuwe tekstcollages. Omvangrijke ook. De Amerikaanse vertaling van Walter Benjamins Passagen-Werk, ‘The Arcades Project’, telt 1073 bladzijden, en Goldsmith’s variant, niet over Parijs 1800-1900 maar over New York, 1900-2000, telt er 913. Beide boeken bevatten talloze citaten, ze zijn even hoog, dat van Goldsmith is iets breder.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Het boek van Goldsmith heeft een gouden – goudkleurige – band en zit in een gouden cassette, een vormgeving die een beetje een gimmick is. Maar het echte verschil zit natuurlijk in de tekst. Het allerlaatste citaat dat Goldsmith heeft opgenomen, op het schutblad achterin, is van Walter Benjamin zelf: “Method of the project: literary montage, I needn’t say anything. Merely show. I shall purloin no valuables, appropriate no ingenious formulations. But the rags, the refuse – these I will not inventory but allow, in the only way possible, to come into their own: by making use of them.” Zo lijkt Benjamin zelf wel een tekstjockey.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Wat Goldsmith vast heel goed weet, maar buiten beschouwing laat, is dat Benjamins Passagen-boek, ook al is het een project dat Benjamin op geen stukken na heeft kunnen voltooien, toch wel degelijk heel veel teksten van Benjamin zelf bevat. Wat de ‘conceptual poet’ niet hoeft te doen, maar wat Benjamin zich wel had voorgenomenen ook terdege deed, was wat in het Duits ‘Begriffsarbeit’ heet: aan de slag met die concepten, ze onderzoeken en bijschaven. Áls het boek ooit afgekomen was, zou Benjamin er een eigen filosofische kennistheorie voor hebben geschreven. Hoe die in elkaar zou hebben gestoken, daarvan geven de boeken en essays die hij wel afkreeg, en die met het Passagen-Werk samenhangen, een behoorlijk goede indruk. Het zijn er minstens vier of vijf: het opstel over ‘Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid’, het opstel ‘De verteller’, de ‘Thesen over het begrip van de geschiedenis’, het Baudelaire-boek, en hoofdstuk (of ‘Konvolut’) N in het Passagen-Werk zelf, Benjamins map met aantekeningen voor zijn filosofie van de geschiedenis.

 

Vergeleken met Benjamins eigen werk valt dat van Goldsmith dus tegen. Aan de andere kant is het een leuk boek, dat ook nog eens er aan heeft bijgedragen dat in 2017 in het Jewish Museum in New York een grote tentoonstelling ‘The Arcades: Contemporary Art and Walter Benjamin’ te zien is geweest. Zou ik daar graag hebben rondgekeken? Reken maar.

Bij die tentoonstelling was ook een gidsje voor kinderen. De kids gallery guide. Daaruit:

Walter Benjamin (1892–1940) was a writer and
thinker who examined history in order to
understand the culture of his own time. This
exhibition is inspired by Benjamin’s book called
The Arcades Project in which he explores ideas
related to city life in Paris during the 19th century.
The artworks in this exhibition relate to themes in
Benjamin’s book.
Use the clues inside to find the following works of
art and talk about them with your grown-up.

“Talk about them with your grown-up.” Prachtig.  Met een kleine variatie: begrijp de cultuur van je eigen tijd en word zodoende je eigen grown-up; is er een mooier motto?

https://thejewishmuseum.org/exhibitions/the-arcades-contemporary-art-and-walter-benjamin

 

 

Written by sytzesteenstra

6 augustus 2018 at 17:35

Experimentele romantiek: een begin

leave a comment »

Ik werk al een poos aan een nieuw boek, met als onderwerp een manier van denken/onderzoeken/kijken/voelen die veel meer ruimte geeft aan reflexiviteit en samenhang dan gangbaar is. Tijdens de research en tijdens het schrijven kom ik heel vaak dingen tegen die me interesseren, die er bij horen, die aansluiten bij mijn thema, maar die ik niet in mijn boek kan plakken, of waarvan het raakvlak bij nader inzien toch te klein is. Mijn plan: die dingen de komende tijd wel hier op mijn blog plakken, vertellen, of laten zien.

Wat ik precies bedoel met ‘experimentele romantiek’ wordt dan in de loop der tijd ook vanzelf duidelijk, hoop ik. Ik heb zeven namen geselecteerd, zeven thema’s waarover ik ga schrijven, stuk voor stuk mensen en onderwerpen waarover ik al jaren lees en nadenk, en die ik op dit blog voor een deel ook al eerder heb genoemd. Walter Benjamin, Theodor W. Adorno, Pierre Bourdieu, David Bowie (de vreemde eend in de bijt), A. S. Byatt, Elizabeth LeCompte en The Wooster Group, de de Documenta in Kassel. Filosofen, sociologen en kunstenaars, vaak dat allemaal tegelijk.

https://edition.cnn.com/videos/business/2014/06/03/spc-reading-for-leading-kenneth-goldsmith.cnn

Waarom Walter Benjamin? Missschien, onder andere, omdat je dit curieuze CNN-filmpje over zijn werk kunt bekijken, waarin ‘conceptueel dichter’ Kenneth Goldsmith uitlegt waarom hij een nieuwe versie van Benjamins nooit voltooide Passagen-Werk aan het maken is. In de serie ‘Reading for Leading’ waarin na Goldsmith nota bene Michel Barnier aan de beurt is, die nu namens de EU met Groot-Brittannië over de Brexit onderhandelt. Niet de beste inleiding bij Benjamins werk, zeker niet, maar wel een van de meest curieuze — al is er ook daar veel concurrentie.

 

 

Written by sytzesteenstra

2 augustus 2018 at 22:16