Sytze Steenstra Blog

Reclame voor ziekte

with 13 comments

Reclame voor ziekte in Rotterdam: banier "De patient prominent" aan een gevel van het Erasmus Medisch Centrum

In maart heb ik deze foto gemaakt van een huizenhoge reclamebanier aan een gevel van het Rotterdamse Erasmus Medisch Centrum. Ik liep er langs op weg naar museum Boijmans Van Beuningen waar ik de Pindakaasvloer van Wim T. Schippers fotografeerde, en ik vond dit een beeld dat minstens zo vol zit met bizarre en vervreemdende implicaties als Schippers z’n strategisch misbruikte broodbeleg.

Wat betekenen deze foto en deze slagzin? Wat bedoelt het ziekenhuis? Ik ben sinds anderhalf jaar bijzonder alert op de talloze vormen van communicatie waarmee een patiënt te maken krijgt. Mijn vrouw, J., is anderhalf jaar geleden ernstig ziek geworden, en ik ben sindsdien zeker meer dan honderd keer bij behandelingen, onderzoeken en gesprekken geweest, zodat ik in totaal enkele volledige werkweken in wachtkamers heb doorgebracht. Tijd genoeg om na te denken. En alsof de duvel ermee speelt: het Maastrichtse academisch ziekenhuis is net begonnen met een eigen reclamecampagne, onder de slagzin “gezond idee”.

`gezond idee`, gratis magazine van het academisch ziekenhuis Maastricht

Opnieuw een stralende jonge vrouw, frisse contrastrijke kleuren, en een positieve boodschap: “gezond, nieuw begin, gezond en zorgeloos, goed, superlekker en supergezond”; en dat is alleen nog maar de voorkant van dit feestelijke magazine. Wie deze twee communicatie-uitingen tot zich door laat dringen, kan niet anders dan zich afvragen waarom we niet allemaal het academisch ziekenhuis als ideale vakantiebestemming kiezen.

Aangezien ik dus enkele weken lanterfantend in een academisch ziekenhuis heb doorgebracht, kan ik zeggen: de meerderheid van de patiënten daar is, laat ik er geen doekjes om winden, ziek. Ze zien er niet uit als een fotomodel, ze zijn vaak oud, en de meesten van hen hebben niet de zelfverzekerde, bijna onkwetsbare uitstraling die ik met het woord “prominent” verbind. Verklap ik een geheim als ik opschrijf dat oude, zieke mensen lang niet allemaal beter worden? Doe ik iets onfatsoenlijks als ik opschrijf dat een academisch ziekenhuis een uiterst complex instituut is, waar veel mensen met toewijding hun werk doen, maar waar zelfs de medisch specialist niet altijd prominent is, en de patiënt al helemaal niet?

Ziek zijn is geen vak, maar wie ernstig ziek wordt, of de partner is van een chronisch zieke, kan maar het beste zo snel mogelijk aanvaarden dat de communicatie met artsen en instanties speciale eisen stelt. Het is niet gemakkelijk om als gesprekspartner serieus genomen te worden. Als eenmaal vaststaat wat er aan de hand is, welke ziekte, welke behandeling, zijn artsen, verplegers en baliemedewerkers bijna zonder uitzondering behulpzaam, zorgvuldig en betrokken, is mijn ervaring. Maar zolang dat niet vaststaat, er onduidelijkheid heerst en dus in ieder gesprekje “onderhandeld wordt over de definitie van de situatie”, zoals dat in de medische sociologie heet, moet je verdomd goed oppassen om niet te worden afgewimpeld, of als een onmondig kind te worden toegesproken.

J. kwam het ziekenhuis binnen met oogklachten. Na oogonderzoek en bloedonderzoek bleek het te gaan om een ernstige ontsteking aan de oogzenuw, veroorzaakt door de ziekte van Lyme, zodat verder onderzoek naar de schade die die ziekte had aangericht dringend en met spoed geboden was. Ik herinner me nog hoe ik aan de balie van de afdeling interne geneeskunde te woord werd gestaan toen ik daar aankwam met een doorverwijzing waarop het woord spoed door de arts meermalen was omcirkeld: “wij nemen uw doorverwijzing in behandeling, die wordt volgende week in de teamvergadering besproken, daar wordt gekeken welke internist uw vrouw het beste kan behandelen en dan krijgt u een brief thuis met een voorstel voor een afspraak”. “Ja maar, mijn vrouw heeft een ernstige en acute infectie, volgens de oogarts moet daar vandaag nog door een internist naar worden gekeken.” Ja meneer, maar onze procedure is…” En terug naar af. Terug naar de oogarts, zorgen dat een van de leidinggevende specialisten de afdeling interne geneeskunde belt, en het is geregeld, dat wel. Nog dezelfde vrijdagmiddag kijkt een internist naar J.

Er volgt een kuur van 28 dagen met zeer zware antibiotica, in het ziekenhuis toegediend per infuus, maar daarna blijkt al snel dat de oogklachten van J. niet zijn verminderd.

Nieuwe gesprekken volgen, met artsen die op basis van hun eigen oogonderzoek en hersenscans wel vaststellen dat J. niet beter is, maar toch benadrukken dat ze volgens protocol is uitbehandeld en dus beter zou moeten zijn. Een neuroloog in opleiding verheldert de waarde van zo’n protocol door in gesprek met J. en mij uit te leggen dat “specialisten uit heel Nederland hierover samen vergaderd hebben”, op een toon alsof vergaderen een doorslaggevend magisch ritueel is waarvan we misschien al eens hebben gehoord. In het algemeen is het lastig artsen duidelijk te maken als gesprekspartner serieus genomen te willen worden, en niet te worden afgescheept met een kinderlijke uitdrukking als “u heeft een stofje in uw bloed”. We nemen daarom in ons spraakgebruik zorgvuldig een flinke dosis medische terminologie over. Tip: zeg in gesprek met een arts niet “een ernstige ontsteking aan de oogzenuw, veroorzaakt door de ziekte van Lyme”, maar zeg  “uveïtis op basis van borreliose”.

Omdat een langdurige ontsteking van de oogzenuw gevaarlijk is (blindheid, aantasting van de hersenen) helpt de oogarts met het zoeken naar een specialist voor een second opinion. In het Academisch ziekenhuis van Utrecht wordt J. onderzocht door een uveïtis-specialist die aan sarcoïdose denkt, een betrekkelijk zeldzame en ongrijpbare aandoening van het auto-immuunsysteem. Net als borreliose is sarcoïdose een systeemaandoening: dat betekent dat alle, dus echt alle, organen van de patiënt door de ziekte aangetast kunnen worden.

Dit is dan ook het begin van een lange serie onderzoeken. Oogarts, longarts, cardioloog, infectioloog, internist, neuroloog, huisarts, dermatoloog, neuropsycholoog, hematoloog, arts op de spoedeisende hulp, oncoloog, apotheker, psychiater, psycholoog, voorlichtster van ApotheekZorg, voorlichtster voor rolstoelgebruikers en scootmobielrijders, reumatoloog, ergotherapeut. Misschien ben ik nog een paar specialismen vergeten, maar wat de lijst wel duidelijk maakt is dat sarcoïdose en complexe en onoverzichtelijke ziekte is. Er bestond daarom in Maastricht een coördinatieteam van artsen die zich met sarcoïdose bezig hielden, maar ongeveer rond het tijdstip dat bij J. de ziekte werd vastgesteld, koos de leiding van het academisch ziekenhuis in Maastricht ervoor dit niet langer te doen. Dit leidde bij ons tot weken vol verwarring: is er een coördinerend arts of niet? Wiens interpretatie van onderzoeksuitslagen is doorslaggevend, die van de oncoloog of die van de longarts? Moet J. zich met beenklachten tot haar oogarts wenden? (Antwoord op deze vraag: ja. Dat is in haar geval, hoe bizar ook, vanwege de organisatie van het ziekenhuis de juiste weg.)

De verschillende scans, puncties en andere onderzoeken zal ik hier niet opsommen, het waren er tientallen. Ik kan de ziekte wel schetsen in contrastrijke kleuren. Het grauwgrijze, doodvermoeide gezicht van J. toen zij voor het laatst een hele cursusdag in Eindhoven had bijgewoond; dat gaat voortaan niet meer. De felgekleurde ring op haar rug, een dag na de lumbaalpunctie: eerst zorg, daarna opluchting toen dit het residu van het gebruikte knalroze ontsmettingsmiddel bleek te zijn. De vaalgroene kleur van haar gezicht na de eerste keer chemotherapie slikken, toen ik op het punt stond een ambulance te bellen. De witte vlekken op de hersenscan op de computermonitor waar ik naast J. naar zat te kijken,  waar het brein van J. door borreliose of door sarcoïdose zou kunnen zijn aangetast, een duizelingwekkend beeld als je probeert te beseffen wat je ziet, en ook een van de weinige meevallers in het proces: dat brein op zich doet het nog meer dan uitstekend, heeft een psychiater inmiddels met een vleugje prettige afgunst geconstateerd. De spiegelende metaalglans van een gloednieuwe en op zich prachtige, lichtgewicht opvouwbare reis-rolstoel.

Op dit moment is J.’s ziekte gedefinieerd als “atypische, chronische neuro-sarcoïdose”. “Neuro-“, omdat de ziekte haar perifeer zenuwstelsel ernstig heeft aangetast, iets waar de bekende medicijnen geen vat op hebben, wat onder andere ernstige vermoeidheids- en uitputtingsklachten veroorzaakt en bovendien veel pijn. Chronisch, omdat er geen zicht op herstel is (anders dan bij veel andere sarcoïdosepatiënten), en atypisch omdat de medische wetenschap in haar geval doodgewoon niet goed weet wat er aan de hand is, laat staan hoe zij te genezen zou zijn. Dit betekent behalve ziekte, pijn en invaliditeit ook voortdurende verwarring en angst, want J. lijkt nog hoe langer hoe ernstiger ziek te worden. En het betekent rouw: afscheid van een min of meer gezond leven, van samen gewoon een wandeling kunnen maken, van uit eten gaan en daarna ook nog naar de film (te vermoeiend samen), van op bezoek gaan bij vrienden die drie hoog wonen zonder lift, van een vakantiehuisje dat ieder jaar onderhoud nodig heeft, en nog veel meer.

Ik kijk zodoende met het oog van een ervaringsdeskundige naar de publicitaire uitingen van de academische ziekenhuizen. Dat betekent dat ik een grondig wantrouwen heb jegens de op-de-borst-klopperij waaraan de ziekenhuizen tegenwoordig doen. (Een onhebbelijke gewoonte die ze gemeen hebben met veel overheidsinstellingen en publieke instanties. Vooral gemeenten en onderwijsorganisaties kunnen er wat van.)

Reclamebord bij het medisch/universitair/industrieel complex in Maastricht

Achterin het “gezond idee” succesverhalen-magazine van het Maastrichtse ziekenhuis mag Guy Peeters, de voorzitter van de Raad van Bestuur, ook een bladzij vullen, met een bondig interview onder de titel “Met minder geld toch meer zorg bieden”. Daarnaast een foto van een man in keurig donker pak, licht overhemd, rode das (uniform van de machtige man van nu, het type man dat geen twijfel kent en van wie iedere uitspraak strategisch is), emotioneel aantrekkelijk gemaakt met een “persoonlijk profieltje” (wat losse gegevens over zijn kinderen, vakantieland, droomreis – dat werk). Hij vertelt nog even, op bladzijde 41 van dit gratis verspreide feestmagazine, dat de specialistische zorg voor sarcoïdosepatiënten wordt afgestoten. “Er zijn te weinig artsen en patiënten bij betrokken waardoor de continuïteit en de kwaliteit van de behandelingen en het onderzoek risico’s lopen. Ik begrijp de onrust die hierover is ontstaan, maar ik weet zeker dat de ziekenhuizen die deze zorg overnemen voldoende expertise in huis hebben.”

Het is een boodschap die naar vorm en inhoud onverteerbaar is, en in zekere zin mijn bevattingsvermogen te boven gaat. Waarom staat dit achterin een reclame- en marketingkrantje? Waarom stuurt het ziekenhuis de betrokken patiënten niet een brief met tekst en uitleg? Wat zijn de ziekenhuizen die de zorg gaan overnemen, waar staan die? Was Maastricht niet juist een landelijke spil in het behandelen van sarcoïdose, waar ook nog dit voorjaar een groot internationaal wetenschappelijk congres over sarcoïdose werd georganiseerd?

Ik probeer mezelf voor te houden dat voorlichting, marketing, beleid en reclame in Nederland nu eenmaal verstrengeld zijn, en dat je je daar maar beter niet druk over kunt maken. Maar in feite ben ik boos en geraakt zodra ik zulke dingen zie of lees. Er is iets fundamenteel mis met zulke publiciteit: ik vind dergelijke reclame voor ziekte ongepast en wansmakelijk en eerloos.

Misschien kan ik mijn weerzin begrijpelijk maken in de termen van filosoof-antropoloog Philippe Descola, over wie ik in maart op dit blog heb geschreven. Volgens Descola toont een beeld de contrasten en continuïteiten die in een cultuur worden gebruikt om de werkelijkheid te ordenen en te begrijpen. In het moderne Westen gebeurt dat in het algemeen volgens de naturalistische ontologie, een opvatting van de werkelijkheid die een fysieke continuïteit veronderstelt tussen de natuur en de mens, maar een morele discontinuïteit: alleen de mens heeft een innerlijke subjectiviteit, de rest van de wereld en de natuur niet.

Natuurlijk is het allang zo dat economie, communicatiewetenschap, marketing, voorlichtingskunde en ga zo maar door naar willekeur de morele discontinuïteit, waarin de innerlijke belevingswereld van de mens serieus genomen verdient te worden, om redenen van efficiency kunnen vervangen door fysieke continuïteit. Dit is het wereldbeeld waarin de maakbaarheid heeft getriomfeerd. De patiënt kan worden geherdefinieerd als “zorgconsument”, genezing en zorg kunnen worden omschreven als een produkt waarvoor een markt bestaat, de beeldvorming rond ziekte kan worden vertaald in de visuele stimuli die onmisbaar zijn om een breed publiek tot bladeren aan te zetten, dus in vrouwelijke fotomodellen en heldere kleuren. Dit is de mediawerkelijkheid.

Lastig is alleen dat echte zieken zichzelf niet zomaar kunnen herdefiniëren. Een ernstige chronische ziekte is een aanslag op de persoonlijke waardigheid, een aanslag die je alleen door te rouwen kunt verwerken. Als academische ziekenhuizen zichzelf gaan spiegelen aan een  “superlekker en supergezond” reclamebeeld, dragen ze bij aan een narcistische maatschappij waarin verdriet en rouw nauwelijks bestaansrecht hebben. Maar ziekte en pijn zijn er, en zullen er blijven.

Written by sytzesteenstra

7 juli 2011 bij 20:26

Geplaatst in dagboek, filosofie, sociologie

13 Reacties

Subscribe to comments with RSS.

  1. We hadden het er al over toen ik bij jullie was verleden maand, maar dit geeft inderdaad een ‘werkelijkheid’ aan waarin we liever niet willen leven. Sterkte, Corrie

    Corrie

    8 juli 2011 at 09:37

  2. Hier word ik even helemaal stil van…

    Klijnsma

    12 juli 2011 at 21:04

  3. scherp, indrukwekkend en terecht. en nu maar hopen dat je woorden bij de juiste besluitvormers ingang vinden.

    Chaja

    18 juli 2011 at 14:35

  4. Ongelofelijk zakelijk en gedetailleerd geschreven. De woedetranen staan mij in de ogen.
    Sterkte voor jullie beide!
    Vriendelijke groet

    Rob Alberts

    19 juli 2011 at 16:58

  5. Leuk artikel! Goede input voor een verdere discussie.

    wat is opvoeding

    19 juli 2011 at 19:08

  6. Patientencommunicatie en -voorlichting is een vak, net als communiceren met patienten. En patienten communiceren met professionals doen er ook goed aan deze vaardigheid onder de (gezonde of pijnlijke) knie te krijgen. Een heel sterk stuk, waar voor zowel patienten als zorgprofessionals veel inspiratie uit te halen is! Dank hiervoor.
    Heel veel sterkte met jullie situatie!

    Elke de Quay

    20 juli 2011 at 14:02

  7. Diep onder de indruk.

    Liesbeth van der Heijden

    20 juli 2011 at 15:46

  8. Enerzijds is het logisch dat een communicatieve uiting gericht is op een gevoel van identificatie bij de doelgroep. Anderzijds toont dit blog aan dat een te sterke nadruk op het gewenste zelfbeeld ‘ik ben vrolijk en gezond’ leidt tot ongeloofwaardigheid. Net als bij reclame voor maandverband wordt daarmee afstand geschapen tot het werkelijke zelfbeeld van de lezer.

    Rob Visser robpro.nl

    21 juli 2011 at 02:35

  9. Lieve Sytze,
    Dankjewel voor deze uiteenzetting. Het gaat me aan het hart, zowel persoonlijk (mijn dierbare tante en oom), als beroepsmatig. Ik wou dat de gezondheidszorg een ware verzorgende kon zijn, maar ondanks de pretenties, moet je het ook in die wereld allen doen. Sterkte.
    Liefs,
    Shimriet

    Shimriet

    24 juli 2011 at 17:27

  10. Hoi Sietze,

    Mooi stuk, zelf ben ik Sarcoidose patient ook met een ongruibare uiting van de ziekte en ze hebben er bij mij 11 jaar over gedaan om erachter te komen dat het Sarcoidose was. Terwijl ik door heel het lichaam ernstige klachten had en helaas heb. Het is zo ongrijpbaar, en ook heel herkenbaar is dat ze er bij mij ook niet in slagen om een hoofdbehandelaar te verkiezen, om een goede begeleiding voor elkaar te krijgen.

    Waar ik het niet helemaal mee eens ben is de regel dat het bij jullie chronisch was en dat er achter staat “anders dan bij veel andere sarcopatienten” ik ben lid van de sbn en spreek veel lotgenoten. Helaas is het niet waar en juist bij de meeste chronisch maar word dat niet goed onderkend omdat er weinig tot geen kennis over is of de wil zich er goed in te verdiepen.

    Ik zou het leuk vinden als je contact via de mail opnam met mij, omdat ik veel herkenbare zaken lees en het prettig is misschien te delen?

    daniel

    16 november 2011 at 08:00

  11. Nog even een berichtje,

    Wat je schrijft over de nachtmerrie als ze iets niet zeker weten, hoe vaak je dan niet serieus genomen word en helaas nog ook na de diagnose sarcoidose. En dit communicatielijnen 1 grote ramp.

    In het EMC ben ik verschrikkelijk behandeld en vernederd en dan zo een bord…

    Hopelijk neem je contact op over de mail, zou ik waarderen.

    Indrukwekkende blog en uit het leven gegrepen van een sarcoidose patient want zo gaan ze er vaker mee om heb ik helaas het idee

    daniel

    16 november 2011 at 08:05

  12. Veel sterkte ook gewenst, en groetjes.

    daniel

    16 november 2011 at 08:06

  13. […] Ik blijf erover piekeren wat het nut is van zieke mensen gezond te willen noemen. Wat zegt dat over ons beeld van zieke mensen? Tel je niet meer mee als je ziek bent? Mag de afhankelijkheid niet? Is het niet OK om slachtoffer van een gebeurtenis te zijn, waar je meestal niet voor gekozen hebt, en waardoor je leven anders is geworden? Hoort iedereen eigenlijk gezond te zijn? Is het de angst van de arts voor het monster dat hij dagelijks bestrijdt? Heeft het te maken met het verlangen dat het nu maar weer gewoon moet zijn, over, de rouw voorbij? Dat iedereen in staat moet zijn om zelfstandig zijn eigen manager te zijn en het leven in de juiste banen te leiden? Dat je geen zieke bent, maar een zorgconsument? […]


Plaats een reactie